Benieuwd naar mijn inzichten? Mijn verhalen zijn bedoeld als inspiratiebron om talent ont-wikkeling centraal te stellen.

Wie ben ik om dit te zeggen?

Ik voel aan alles dat er iets te gebeuren staat. Wat en hoe weet ik niet. In het niet-weten laat ik het zijn. Vlak voordat we naar binnen gaan, fluister ik in haar oor: “je mag alles zeggen wat je voelt. Als je iets niet prettig vindt, zeg het. Als je ergens vragen over hebt, vraag het.”

Zij mag in de stoel. Ik zit schuin achter haar. Het is al beter. Dat er nu iemand mee naar binnen mag. Dat was in mijn tijd wel anders. De assistente die ons verwelkomt heeft de vriendelijkste blauwe ogen. Ze vraagt hoe het gaat. Mijn dochter zegt -zoals wel vaker- “goed”. Terwijl ze net in de auto nog aangaf dat ze er tegenop ziet en gisteravond om 21:00 uur huilend uit haar bed kwam omdat ze niet kon slapen.

Mijn uitnodiging om de vertaling te maken. Van kind naar Volwassene. Van Volwassene tot Volwassene.

“Ze vindt het spannend. Haar voortand komt door en hij is erg gevoelig. We zijn net bij de preventie assistent geweest en die gaf aan dat het erop lijkt dat haar voortand door het lipbandje heen komt.” De assistente knikt en vraagt mijn dochter of ze even in haar mond mag kijken. Dat vindt ze goed, maar: “ik wil niet dat je aan mijn tand zit.” Dapper kind. De assistente geeft aan dat ze dat ook niet gaat doen. Ze gaat voor nu alleen even kijken. Na een globale blik is er een resoluut besluit.

In plaats van zelf de gaan “knutselen” -zoals ze zegt- wachten we op de expert.

Dat duurt even. Mijn dochter ligt inmiddels omgekeerd op de behandelstoel met haar handen onder haar gezicht op haar ellebogen en vraagt honderduit. “Wat is dat? Waar gebruik je dat voor?” Ogenschijnlijk op haar gemak wisselen zij en de assistente wat informatie uit over hygiënedoekjes en andere triviale zaken. Ogenblikkelijk word ik teruggeworpen naar toen. Een tijd waarin een niet nader te noemen desinfecteermiddel nog onze beste vriend was. Een herinnering aan het moment waarop we die ene arts moesten vertellen dat hij toch echt zijn handen moest desinfecteren voordat hij onze dochter mocht onderzoeken. Haar weerstand was immers nagenoeg nihil. Ik herinner mij de spanning die ik destijds voelde om mij uit te spreken tegenover een expert. Maar het moest.

Ik denk aan wat dit kleine, grote kind allemaal al heeft doorstaan in haar jonge leven.

Ondertussen arriveert de expert. Ze neemt plaats achter het hoofd van mijn dochter en kijkt in haar mond. De vaktermen vliegen in het rond. Mijn dochter vraagt doortastend: “wat ga je nu doen?” Er wordt wat meewarig gelachen. De blik is op mij gericht. “We gaan het draadje vervangen.” Ik zie het lichaam van mijn dochter verstrakken. Haar handen onder haar billen. Kaarsrecht ligt ze op de stoel. Ze bereidt zich voor. Mijn hart begint sneller te kloppen. Ik laat de expert even begaan. Het lijkt voor nu geen pijn te doen. Ze duwt en trekt en de tand wordt vooralsnog met rust gelaten. Totdat het zover is. Ik zie de borstkas van mijn dochter op en neer gaan. Ze begint zachtjes te huilen. Ik sta op en loop naar mijn kind. Ik pak haar handen stevig beet en zeg dat ze zo hard als ze wil in mijn handen mag knijpen. Ik zie haar pijn. Ik voel haar pijn.

Het huilen neemt toe. Ze begint zachtjes te schokken. De expert: “ik raak je tand niet eens aan. Het doet geen pijn.” Ik snap haar wel. Ik ben nog jurist genoeg om te weten dat dit is hoe zij het geleerd heeft. De expert mag geen fouten maken.

Angst voor de mogelijke gevolgen zit diep verankerd in haar systeem. Ze verdedigt zich. Maar het gaat nu even niet om haar.

“Je hoeft nog niet te huilen. Je moet niet huilen.” Mijn hart gaat inmiddels als een razende tekeer. Als door een onzichtbare kracht gedreven, hoor ik mezelf vragen: “waarom mag ze niet huilen?” Ik krijg teruggeworpen: “het kan geen pijn doen.” Ik houd vol: “hoe kunnen wij dat beoordelen? Het is overduidelijk gevoelig. Haar pijn is niet onze pijn en omgekeerd ook niet, toch?” De expert -wat feller- “maar ik kom niet eens in de buurt. Als ze nu denkt dat het telkens pijn doet, wil ze niet meer komen.” Ah. Daar gaat het mis. Ik ga verder: "we zien een meisje dat verdrietig is. Of dit nu van de pijn is of van de stress en de angst dat het mogelijk (meer) pijn gaat doen, daar mogen we best even aandacht aan besteden."

Wat leren we haar anders? Dat ze haar emoties moet onderdrukken? Dat ze altijd maar moet doorzetten en haar gevoelens moet negeren?

Het wordt vol aan mij gepresenteerd. Het is een oud Kindstuk dat nu via mijn eigen kind aan de oppervlakte komt. Ik hoor mezelf vervolgens een volstrekt irrelevant argument noemen: “we hebben hier te maken met een meisje van 9 jaar oud, ze is niet 12 plus, zoals de gemiddelde orthodontie patiënt.” Alsof emoties van kinderen van 12 er ineens niet meer mogen zijn. Voordat ik mezelf hiermee om de oren sla, realiseer ik mij dat dit vraagstuk nu niet aan de orde is.

Mijn opmerking heeft effect. De expert verzacht. Het huilen staat mij ondertussen nader dan het lachen. Ik voel mij een beetje wiebelig. Dat gebeurt wel vaker als ik iets heel spannend vindt maar het toch wil zeggen. Omdat het gezegd moet worden. De expert is klaar en perst er richting mijn dochter zelfs een: “dat heb je heel goed gedaan meid” uit. Nu moet ze door. De tijd dringt.

Mij kun je inmiddels opvegen. De assistente ook. De rode vlekken staan in haar gezicht. Als de expert weg is, stamelt ze: “we bedoelen het goed, maar soms komt het er een beetje onhandig uit.” Ze zegt het niet met zoveel woorden maar ik ben inmiddels uitstekend in staat om tussen de regels door te lezen. Wat is dit toch? Waarom zegt ze dit niet in het bijzijn van de expert?

Onveiligheid. Angst. Ik voel het.

Terwijl ze mijn dochter aankijkt, zegt ze: “meisje: wat heb je dat goed gezegd, heel dapper.” Ik voel dat hier iets groters in beweging is gezet. Ik slik mijn tranen weg. Ze kijkt mij aan: “als je het fijn vindt, mag je voortaan bij mij komen. De volgende keer plan ik dan wat extra tijd in zodat we alles wat rustiger kunnen doen.” Mijn ogen vullen zich opnieuw vanwege dit welkome aanbod. Het kan dus toch. Wat fijn. Gezien en gehoord.

We lopen de ruimte uit en onderweg zien we de expert in haar stoel zitten. “Doei” zegt ze. Ik hoor het te laat of krijg gewoon niets meer uit mijn strot. Even voel ik mij schuldig. Het is niets voor mij maar er zijn gewoonweg geen woorden. Terwijl we naar boven lopen om een vervolgafspraak te maken, wil ik het liefst in huilen uitbarsten. Maar er is nog werk aan de winkel.

De secretaresse ziet mijn tranen maar zegt niets. Ik vermoed iets met angst voor verlies van controle. Er zou namelijk zomaar ruimte kunnen ontstaan voor een meer ongebreidelde stortvloed aan emoties. Hoewel ik zelf niet echt voel dat ik hier in de wachtruimte zomaar van verdriet ter aarde zou kunnen storten, heeft deze secretaresse natuurlijk geen weet van mijn actuele natuurlijke staat van zijn. Een klassiek geval van risico aversie. Ik snap haar wel. Dat was namelijk heel lang mijn onnatuurlijke staat van zijn.

Door mijn tranen heen zeg ik tegen mijn dochter hoe trots ik op haar ben. Zo dapper dat ze voor zichzelf is opgekomen. Ik zeg haar ook dat ik mezelf best dapper vind. Ik vraag haar: “weet je waarom ik zo trots op je ben?” Ja. Dat weet ze wel. “Omdat de orthodontist net deed alsof ik geen pijn had en ik had wel pijn. Ze luisterde niet naar mij.” Precies.

Ik vertel haar dat experts soms zo hard met hun hoofd aan het werk zijn dat ze waarvoor ze het echt doen een beetje uit het oog verliezen.

Ik zeg haar ook dat het niet meevalt om met je hoofd bezig te zijn en tegelijkertijd met je hart je werk uit te voeren. Dan kan de oprechte aandacht voor de mens zomaar onder druk komen te staan.

Aandacht voor de individuele mens. Groot en klein. Ik vertel mijn dochter ook dat wij ze een beetje kunnen helpen. Door te benoemen wat je wilt en wat niet. Door vragen te stellen. Door aan te geven hoe het voelt. En vooral niets zomaar voor waar aan te nemen als het voor jouw gevoel (nog) niet klopt. Ze mag weten dat zij ook meetelt. Dat ze daarvoor haar stem mag gebruiken. En als dat soms nog niet lukt dat ik het dan voor haar zal doen. Op een respectvolle manier. Daarmee heb ik haar hopelijk een voorbeeld gegeven waarop ze verder kan bouwen. Niet door te vechten maar in een poging om een verbinding tot stand te brengen. Een hartsverbinding. Zodat er ruimte kan ontstaan voor echt contact.

In de auto kan ik niet ophouden met huilen. Ik huil om wat mijn kind allemaal op haar bordje krijgt maar ik huil ook oude tranen. Pijn van vroeger. Ik ging altijd alleen. Omdat dat nu eenmaal zo ging in die tijd. Ik durfde niets te zeggen. Ik nam alles voetstoots aan. Met als gevolg dat er veel te laat werd ontdekt dat mijn orthodontist er een zooitje van had gemaakt. Er is sindsdien al zoveel veranderd. Maar het kan nog beter. Niet alleen in de tandheelkundige, medische of juridische wereld maar in elke wereld waarin wij als mens afhankelijk zijn van experts. Dit zijn namelijk uiteindelijk ook gewoon mensen die -noem het toeval of niet- slechts excelleren in bepaalde vaardigheden.

Voor de momenten dat ons kind en het Kind in onszelf zich toch wat geïntimideerd voelt door een expert mogen wij leren om als Volwassene onze stem te gebruiken. Op weg daarnaartoe zijn er ongetwijfeld tranen. Oude tranen. Helende tranen. Tranen om dat wat je gemist hebt. Tranen die je toen snel moest drogen. Tranen die op enig moment zijn gestopt met vloeien. Dat zijn tranen die er nu wel mogen zijn. De kinderen van nu mogen voorgeleefd krijgen dat ze hun tranen mogen huilen op de momenten dat ze zich aandienen. Dat het oké is. Dat zij oké zijn. Er is immers nog niemand nooit gestopt met huilen.

Als ik na afloop de tijd neem om te reflecteren, realiseer ik mij dat deze ervaring er een is zoals zovelen. Alleen lijken ze meer dan ooit te raken aan waarmee ik elke dag bezig ben. Het is alsof het steeds grootser aan mij wordt gespiegeld. Het resulteert dit keer in onderzoeksvragen. Vragen die ik wil delen. Omdat dit niet alleen van mij is.

Wanneer is toch die gemeenschappelijke overtuiging ontstaan dat aandacht geven aan gevoel teveel tijd kost? Dat je minder expert kunt zijn als je teveel aandacht geeft aan je gevoel? Zeker als we onder tijdsdruk staan, hebben we de neiging om sneller naar dat hoofd te vertrekken en vooral: daar te blijven. Ook in situaties die onmiskenbaar om een andere benadering vragen. Door vast te houden en vol te houden, verliezen we een belangrijke kans uit het oog. Kunnen we wellicht een meer helpende overtuiging aannemen?

Mensgerichte experts zijn de nieuwe standaard.

Om deze overtuiging kwantitatief en kwalitatief te ondersteunen is het volgens mij essentieel dat we met elkaar een meer luisterende houding ontwikkelen. Niet vanuit het oogpunt om de feiten helder te krijgen. Maar juist door te luisteren naar wat er niet gezegd wordt. Door te luisteren naar wat we naast de woorden aangereikt krijgen. Zou het zo kunnen zijn dat dit juist tijd oplevert? Waardevolle tijd. Tijd van aandacht geven aan wat we voelen. Bij onszelf. Bij de ander. Om vervolgens op een respectvolle manier terug te kunnen geven wat zich in onze binnenwereld afspeelt. Zonder oordelen. Zonder verwijten. Slechts observerend. Nieuwsgierig.

Wat nu als blijkt dat we daarmee veel eerder een onderstroom naar boven halen die anders via allerlei omwegen in een hele andere, minder florissante gedaantewisseling, toch wel aan de oppervlakte komt? Zou het kunnen dat een beetje extra gevoelsmatige tijd uiteindelijk juist tijd oplevert? Vanuit de bedoeling dat we allemaal kunnen blijven leren. Van en met elkaar. Elke dag. Voorkomen we daarmee niet juist onderhuidse onuitgesproken spanningen en potentiële conflicten? Mijn gevoel zegt van wel. Maar ja, wie ben ik om dit te zeggen? Oh wacht…

Meester in Talentvolle groet,

Saskia